Aangeschoten door de tijdelijkheid van het leven zag ik in dat er zoveel niet toe doet. Daar heb ik echt geen Waddenstrand vol rotzooi of stikstofcrisis voor nodig gehad. De dood kwam te vaak te dichtbij en zo wist ik dat ik niets had aan mijn bezittingen. Het enige wat telde was de volgende generatie,
Bij mijn tweede chemokuur kwam ik voor het eerst op een kamer met iemand anders te liggen. Misschien was dit wel eens goed. Na wekenlang alleen op een kamer op mezelf aangewezen te zijn kon ik me ophalen aan iemand die met hetzelfde worstelde als ik. Toen hij binnenkwam had ik de sfeer er al
“Je wilt niet dat je later wordt ingehaald door je kinderen” De waarschuwing van mijn gymleraar in de brugklas nam ik ter harte en ik zette het op een lopen. Een krappe kilometer tot het punt waar we het Apeldoorns Kanaal konden oversteken. Mijn voorsprong op de rest van de jongens was groot, maar bij
Om de losgeslagen ziekte in toom te houden werd er van alles in mijn lichaam gestopt. Morfine tegen de pijn, zware antibiotica tegen de ontstekingen en omdat de Kermit de kikker die ik van Pauline heb gekregen al dagen tegen me praatte flinke hoeveelheden haldol. Leven in het voorgeborchte van de hematologie had helemaal niets hards,
“Meneer, alles is goed, u kunt naar huis.” Zo’n boodschap wil je wel horen van de allervriendelijkste verpleegkundige van de afdeling oncologie. “Oh, maar dan mis ik mijn kroketje” zei de patiënt. Hij was wel vaker op woensdagen op de afdeling te vinden en hij verstond de kunst te genieten van de ziekenhuiskroket. Dat zijn
“Man, wat zie jij er goed uit!” Mijn oude kennis klonk alsof hij het echt meende. Waar haalde hij het idee vandaan? Ik voel me knap beroerd. “En je krijgt ook al een gezond buikje!” Zijn enthousiasme kon niet op. Wat zegt hij nou? Hij moest eens weten wat er zich in mijn buik allemaal