Een dag niet gelachen is om te lachen

Om de losgeslagen ziekte in toom te houden werd er van alles in mijn lichaam gestopt. Morfine tegen de pijn, zware antibiotica tegen de ontstekingen en omdat de Kermit de kikker die ik van Pauline heb gekregen al dagen tegen me praatte flinke hoeveelheden haldol. Leven in het voorgeborchte van de hematologie had helemaal niets hards, eerder verwarrend en surreëel. Als er ergens houvast kon zijn, dan was het wel aan de grappen waarmee ik anderen kon ontregelen: Bij binnenkomst op de afdeling keihard Boney M draaien voor de artsen: Hooray, Hooray! It’s a Holi-Holiday! En vlak voor mijn eerste chemo “Nee, ik hoef geen paracetamol. Dat spul is echt rotzooi!” Of toen verpleegkundige Marleen mij vroeg “Martijn, waar is je vriendin?” zei ik al trippend “Die is dood, ik heb haar het raam uitgegooid.” Oh met Marleen kon je dollen. Tijdens een pijnlijke golf van overgeefsel gewoon een gesprek beginnen over haar nieuwe roze schoenen. De aandacht verleggen als het moeilijk werd en het absurde benadrukken dat was de manier om de waarheid bloot te leggen. Hoe harder de grappen, hoe beter ik me voelde.

Leedvermaak

Je zou kunnen zeggen dat grappen maken het redmiddel is voor mensen die beginnen te beseffen dat dingen verkeerd kunnen gaan. Want als het leven je zo voor de gek houdt, waarom zou je het dan zo serieus nemen? En waarom zou ik daarom een poging ondernemen te begrijpen wat er met mijn lijf gebeurt? Toen ik kampte met afstotingsreacties kon ik geen fles meer openen en kon ik met moeite iets van de grond rapen. Voor mijn vrienden was dat leedvermaak en er werd vrolijk om gelachen. Maar omdat ik er niets van snapte zag ik er de humor niet van in. Pas toen die beperking akelig gewoon werd kon ik om mijn eigen knullige gestumper lachen. Om dit banale leven tegen te gaan werkte niets zo helend als gitzwarte grappen.

Later als ik groot ben

Grenzen aan de ernst

Wie mijn laatste blogs heeft gelezen zou denken dat er geen lol meer is in mijn leven. Maar het zijn juist de zwaarste momenten die ik graag doorbreek met een grap. Een dag niet gelachen is immers om te lachen. Dus toen ik tegelijkertijd met mijn vader in het ziekenhuis verbleef daagde hij me uit. “Wie het eerst hier weg is heeft gewonnen” zei hij vlak nadat hij wist dat hij niet meer lang te leven had. “Als jij je reïncarnatiepillen maar neemt vind ik alles best” reageerde ik. Ik was de eerste, een Pyrrusoverwinning. Na zijn dood kreeg de begrafenisondernemer het te horen toen hij zich netjes excuseerde voor de koude airco. “Je wilt toch niet dat de lijken straks wegrotten?” floepte ik eruit. Ja de dood en ziekte, dat zijn de dingen die je doen lachen. Ook al krijg je gefrons en boze blikken. Kamagurka zegt niet voor niets: Er zijn grenzen aan de ernst, niet aan de humor.

 

Vond je deze blog interessant? Lees dan ook: Klaar met die kankerverhalen?