• Bank

Thuis zijn

De sluis waar je doorheen moest om op afdeling 3b van het VUmc te komen zou best opgesierd kunnen worden met de regel “Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt”. De beroemde zin uit Dante’s meesterwerk de Goddelijke Komedie kondigt de hel aan en dat zou deze plek in Amsterdam ook moeten zijn. Hier wordt met man en macht de bloedkanker bestreden door pijnlijke beenmergpuncties, langdurige chemokuren en ontwrichtende stamceltransplantaties. Als je het slecht hebt dan loop je aan alle kanten leeg, laat je huid los of krijg je vreemde uitslag, klappertandend van de koorts word je gek van dingen die je ruikt, hoort of ziet die er helemaal niet zijn. Ja, dat klinkt als de hel, maar ik – die het allemaal heeft meegemaakt – voelde me er gelukkig. Want hoewel ik daar maar slecht kon slapen werd wakker worden telkens weer een verrassing “Hey, ik ben er nog!” En vanaf dat moment ging ik vol goede moed door om het einde van de dag te halen. In die kleine wereld van 3b werd ik niet gestoord door de dagelijkse beslommeringen buiten het ziekenhuis. De verpleging en de artsen werkten keihard met je mee om weer gezond te worden. Dat was te merken in alles wat ze, gevraagd en ongevraagd, voor je deden. En zij waren niet de enige flinken op de afdeling. De anderen die in precies hetzelfde schuitje zaten als ik gaven me moed, ook al kwam de helft er niet levend vandaan.  Dit keiharde besef maakte van 3b geen hel, maar een plaats van hoop. En toch wilde ik nergens liever zijn dan thuis.

Een plek in de wereld

Thuis, daar waar het echte leven weer opgepakt moest worden, daar begon ook de strijd om mijn plek in de wereld weer eigen te maken. De ziekte leek voor mij het probleem niet meer, gewoon weer meedoen met de rest wel. Het viel me op dat ik na de maanden in het ziekenhuis niet anders naar de mensen ben gaan kijken, maar dat de mensen wel anders naar mij keken. Dat was niet alleen ingegeven door mijn kale kop of mijn vermagerde lijf, maar ook door de capaciteiten die anderen mij toedichtten. Want als je zo ziek bent geweest, dan kan je ook niet meer normaal functioneren. Een domme redenering, maar toch is het de realiteit waar niet alleen ik, maar vele andere overlevers van kanker me moeten dealen. Ik heb me verzet tegen de mensen die mij niet meer goed genoeg achtten en ik heb vaak gelijk gekregen. Tot het moment dat de ziekte weer om de hoek kwam kijken. De kanker blijft gelukkig weg, maar de donorcellen die ik tijdens de transplantatie kreeg maken oorlog in mijn lichaam. Er is niemand die het nog ziet zitten met mij. En ik ben het zelf ook zat. Een plek in de wereld? Laat me alsjeblieft met rust!

Bankhangen

De routine van het ziek thuis zijn verschilt niet zoveel met de gang van zaken in quarantaine op 3b. Wakker worden, ontbijten met een sloot pillen, de marteling van het douchen, het bijkomen van het douchen, televisie kijken, lunch met pillen, slapen door de pillen, televisie kijken, avondeten, televisie kijken en de pillen voor het slapengaan. Het enige dat echt anders is zijn de bezoeken van artsen, familie en vrienden. In het ziekenhuis lijkt het harder nodig dan thuis. En ja, hoewel de deur altijd voor bezoek openstaat, is er een lange periode voorbij gegaan dat ik helemaal geen behoefte had aan mensen. Ik ben al bijna zeven jaar aan het klooien met dat ziek zijn. Dus ieder moment dat ik er niet over hoef na te denken of over te praten koester ik. Zo trekt het kluizenaarschap, maar is het de wanhoop van het doelloze bankhangen dat me ontmoedigt.

Onder de mensen

Daarom geef ik mij zo vaak als nodig een schop onder de kont om me in beweging te brengen. Dat was in het begin heel moeilijk, maar naarmate ik meer mensen ontmoette werd het een feest. Gerwin, de beste chef van Apeldoorn, geeft me een knuffel als hij me na jaren weer in zijn restaurant ziet. Als ik eindelijk weer eens bij de slager Bert aan de asselsestraat kom, dan weet hij nog precies wie ik ben. En ook de volkomen onbekende mevrouw met wie ik in de bibliotheek een tijd praat over haar favoriete boeken geeft me het gevoel gekend te zijn. Nu moet ik me zelfs verontschuldigen aan Julian, die de mooiste dingen doet met bloemen, dat het me nog even niet lukt om bij haar op bezoek te gaan. Zij en vele anderen hebben me de afgelopen maanden ervan doordrongen dat waar je ook leeft, alleen zijn is de hel. Je wordt pas een mens als je onder de mensen bent.