De dood is dichtbij, de dood is ver weg

Als je mijn blogs vaker leest dan weet je dat de dood regelmatig een belangrijke rol speelt. Omdat ik zoveel heb mogen ervaren wat het is om op het randje van leven en niet leven te balanceren, is het niet gek dat ik redelijk geobsedeerd ben door de dood. Het is door het besef van de eindigheid van het leven dat het leven van alledag – hoe banaal het ook is – invulling mogelijk is. Als je die ervaring dus niet hebt gehad kan je misschien worstelen met persoonlijke vragen over hoe je jouw leven wil vormgeven.

Ik ben, Ik ben, Ik ben

Als je het autobiografische boek Ik Ben, Ik Ben, Ik ben van de Britse schrijfster Maggie O’Farrell leest, dan leer je dat je geen ernstige ziekte hoeft te hebben om te leren wat een bijna-doodervaring is. In dit boek beschrijft ze in zeventien korte verhalen hoe de dood dichtbij is gekomen. Als dat komt door toedoen door een ander (ze wordt twee keer aangevallen) dan is dat razend spannend. Maar als ze schrijft over haar eigen ziekte (encefalitis), die van haar dochter (analfylaxie) en vooral het hoofdstuk over de gemiste miskraam dan word je bij de keel gegrepen. Als lezer steek je veel op van deze ervaringen. Je leert realiteitszin en dat het niet een kwestie is van positief blijven en nergens bang voor zijn. O’Farrell heeft zoveel angstige momenten gehad waar ik nog een puntje aan kan zuigen. En zij ploetert maar door en verrast zichzelf iedere keer weer “Hoe heb ik het toch allemaal kunnen doen?”.

Het uur van het violet

Misschien heb jij ook wel eens zoiets meegemaakt toen je iets te ver de zee in zwom of dat een vrachtwagen je net niet van de fiets afreed. Dat zijn ook bijna-doodervaringen, waar je vooral van schrikt en in het vervolg weer doorgaat waar je mee bezig bent. De grote dood, die vaak volgt na een ziekte, dat is wat we het meest vrezen. Maar dat dat niet iets is om bang voor te zijn beschrijft de New Yorkse Katie Roiphe in haar fascinerende boek Het Uur Van Het Violet. Ze beschrijft de laatste dagen van zes creatieve geesten. Mensen van wie je verwacht dat ze een inspirerende levenskunst in huis hebben. Zo ontkent Susan Sontag die door leukemie in een wurggreep wordt gehouden stellig dat ze daar aan dood gaat. En ze gaat dood. Net als de dichter Dylan Thomas die zichzelf een leven lang verzuipt in de drank. Creatief of niet, deze schrijvers gaan net als de rest van de mensheid vooral ten onder aan irrationaliteit. Je weet dat je doodgaat, maar zolang je leeft blijft de dood abstract. Volgens Sigmund Freud (die ook aan bod komt) kan niemand zijn eigen dood voorstellen. Laat staan die van een ander. Het is gewoon iets waar je met je verstand niet bij kan. Daarom rest niets anders het leven te leven zoals je het zelf voorstelt. En doodgaan is nog altijd iets wat je levend doet. Daarom is het zo bijzonder te zien hoe zoiets gruwelijks als een naderende dood wordt omgezet in iets prachtigs. John Updike kon bijvoorbeeld niet anders dan een gedicht schrijven toen hij hoorde dat er niets meer te redden viel (zie hieronder). Katie Roiphe weet je met dit boek niet alleen te inspireren, ze stelt je gerust dat de dood niet iets is waar je bang voor hoeft te zijn. Dat werkt bevrijdend en geeft je dagelijkse leven een gigantische lading waar je met je eigen unieke persoonlijkheid invulling aan kan geven.

 

Loslaten, de wilde wingerd

doet het met een gelaten gratie:

bij het miniemste briesje zijgt

een huizenhoge bladberg neer,

alsof hij zegt: leven, ja, dat is mooi,

maar niet leven – omgetrokken worden,

een nauwelijks hoorbaar knakje,

in bloei en nog altijd

naar het zonlicht uitgestrekt –

is ook mooi, laat die fotosynthese

toch, het is mooi mooi geweest

 

John Updike